Terug naaar Tijdmachine

1850

Landbouw en veeteelt tweede helft 19e eeuw

Na 1850 kwamen er betere prijzen voor de landbouwproducten en er kwam goede voorlichting over bedrijfsvoering en machines. Maar in onze gemeente bleven de boeren met potstallen en kleine akkertjes nog lang op de oude voet doorgaan. Dankzij de veemarkten in Gilze en later in Rijen en de vraag naar gezond vee, kwam er meer aandacht voor stalverbetering. Veel boeren gingen over van potstal naar moderne groepstal. Daarmee kwam de landbouw in dienst van de veeteelt te staan. Boeren lieten na eeuwen de zelfvoorziening los en verbouwden ook producten voor de verkoop. Landbouwconsulent Van Hoek hield lezingen in deze regio en daar was veel belangstelling voor. Hij stond de boeren met raad en daad bij. De boeren gingen zich via allerlei coöperaties organiseren.
De winst die ze maakten werd groter. Er kwamen botermijnen waar de boeren de boter konden verkopen. In Gilze kwam in 1863 een boterfabriek en in Rijen in 1897 een coöperatieve boterfabriek. En de boeren konden geld lenen. In eerste instantie bij koopman, fabrikant of winkelier en meestal tegen woekerrentes van 10 tot 15%. Later konden de boeren geld lenen bij de Boerenleenbanken.
Na 1872 kwam er meer structuur in het opzetten van een gezondheidsdienst voor vee en in de subsidiëring van veeartsen, wat belangrijk was voor de veeteelt.
Rond 1900 begonnen de vernieuwingen dan toch echt op gang te komen.