Toen Marie van Miert uit Gilze in januari 1918 overleed, liet zij haar woning in de Raadhuisstraat na aan de zusters Franciscanessen, plus een bedrag van 10.000 gulden. Voorwaarde was dat de zusters in haar woning een bijhuis zouden stichten om daar de zieke ouden van dagen te verplegen en te verzorgen. Nog geen twee weken later overleed leerlooier Martinus Schrauwen plotseling en hij liet 60.000 gulden na aan het armbestuur van de parochie voor de bouw van een gasthuis voor arme en zieke medeparochianen in Gilze. In september 1918 arriveerden drie zusters uit Breda. Ze namen hun intrek in de woning van Marie van Miert. En al snel kwamen ook de eerste pensiongasten. De eerste inwonende bejaarde was Martinus Verbunt.
Maar het huis in de Raadhuisstraat was eigenlijk niet geschikt om als gasthuis dienst te doen. Dankzij de beide erfenissen konden de zusters een nieuw gasthuis in de Kerkstraat bouwen. Door de aankoop van dit terrein in de Kerkstraat kwamen ze ook in het bezit van een boerderij die ‘Oude Pastorie’ heette. In augustus 1920 namen de zusters met tien pensiongasten hun intrek in het nieuwe gasthuis in de Kerkstraat. Met het toenemen van het aantal bewoners werd het werk intensiever. In 1938 hadden ze de zorg voor 67 bejaarden en konden de zusters het niet meer alleen af. Ze kregen hulp van lekenhelpsters. In 1952 werd het bejaardenhuis uitgebreid. Op den duur kwamen er meer gediplomeerde bejaardenverzorgsters bij, omdat het aantal inzetbare religieuzen steeds meer afnam. In 1986 werd een nieuw verzorgingshuis geopend en kwam er een andere vorm van opvang: steeds meer mensen die niet meer in staat waren hun dag zelfstandig door te brengen of vroeger naar een verpleeghuis zouden zijn gegaan. In 2009 kreeg het zorgcentrum 35 verpleeghuisplaatsen. Ook de andere bewoners kregen voortaan zorg op maat. In dat jaar werd ook begonnen met de renovatie van het hoofdgebouw, de bouw van een nieuwe aula (De Vertoeverij) en uitbreiding van de keuken. In 2011 werd het vernieuwde zorgcentrum officieel geopend.