In de periode dat Johanna van Oosterhout vroedvrouw was (1751-1783) maakte het gemeentebestuur zich zorgen over het bestaansrecht van deze functie in onze gemeente. Want niet iedereen maakte gebruik van haar diensten. In 1777 spraken schout en schepenen hun bezorgdheid uit. Ze hadden Johanna dan wel als vroedvrouw aangesteld, maar ‘deese en geene swangere vrouwen verkiezen om door andere onbevoegde vrouwen geassisteerd of bediend te worden’. Terwijl het normale tarief toch maar een gulden en tien stuivers bedroeg en minvermogenden zelfs maar twaalf stuivers hoefden te betalen. Het gevolg zou kunnen zijn dat er geen nieuwe aanstelling meer zou volgen.