Adriaen Peeter Geerits had rond 1632 een herberg aan de Biestraat (nu Biestraat 12) in Gilze. En naast herbergier was hij ook bierbrouwer in het naast de herberg gelegen ‘brouwhuis’. In 1664 nam zijn schoonzoon Jan Peeter van der Biestraten het werk in de herberg en brouwerij over, maar Adriaen bleef eigenaar. Biestraten was ook landbouwer. Het gebrouwen bier was niet alleen voor eigen gebruik, want hij leverde ook aan andere herbergen. Soms betaalde het dorpsbestuur de genuttigde dranken, zoals in 1670 ‘ter saeken bij enige soldaten ’t sijnen huijse verteert’.
Na het overlijden van Adriaen Peeter Geerits kwam de brouwerij in handen van Willem Adriaan Hoevenaars (een schoonzoon van Van der Biestraten) en Nicolaas Selden (een kleinzoon van Geerits). Hoevenaars hertrouwde in 1709 met een dochter van Nicolaas Selden. En daarna werd de brouwerij helemaal zijn eigendom. Dat bleef zo tot zijn overlijden in 1745. Zijn zoon Adriaan nam toen samen met zijn vrouw Helena Rubbens herberg en brouwerij over en na het overlijden van Adriaan ging Helena tot 1814 met het bedrijf door. De nieuwe eigenaar werd toen Adriaan Hoevenaars die gehuwd was met Maria Elisabeth Mol, een dochter van chirurgijn Mol uit Gilze. Maar Adriaan had weinig tijd voor herberg en brouwerij, want hij werd in 1826 gemeenteraadslid en assessor (wethouder) en later burgemeester van Gilze en Rijen. Voor het werk in de brouwerij had hij een knecht aangenomen. Later nam zijn zoon Willem de zaak over, maar ook hij ging zich met het gemeentebestuur bezighouden. In 1877 werd hij gemeenteraadslid en burgemeester. Zijn broer Augustinus Hoevenaars zorgde vanaf toen voor de boerderij, de brouwerij werd in 1881 stopgezet en daarna gesloopt.