In 1714 woonde Cornelis Peeter van Poppel op Verhoven aan de doorgaande weg van Gilze naar Breda (nu Bavelseweg 3). Hij had er een herberg en begon daarnaast in 1740 met een bierbrouwerij. Hij werd tavernier genoemd, zoals in die tijd vaker voorkwam. Hij trouwde twee keer, eerst met Elisabeth Peeter van Eeckeren, dochter van de molenaar op het Moleneind en na haar overlijden met Catharina Jacobs Paulussen, dochter van de pachter van de Prinsenhoef in Hulten. De herberg haalde al vroeg het nieuws. In 1721 werden hier drie valsemunters betrapt. De brouwerij bleef tot 1806 in gebruik. Maar de familie Van Poppel brouwde niet zelf. Eerst was daar olieslager Jan van Weesel (ook als Wezel geschreven) voor in dienst, daarna huurde Jan Herrings herberg en brouwerij. Die zette de herberg na 1806 voort, ook toen in 1810 Sebastiaan van Bragt de nieuwe eigenaar werd. Vanaf toen is de naam van de herberg bekend als het ‘Het Molentje’. Herrings, die als hoofdberoep bieman was (imker), verhuisde in 1828 naar de kom van Gilze. De herberg werd toen gesloten. Door vererving werd de boerderij eigendom van de familie Rubbens en Verster. De dochter van Sebastiaan van Bragt was namelijk getrouwd met Bartholomeus Rubbens. Zij braken de oude boerderij af en lieten op dezelfde plek een nieuwe bouwen. Op de gevelsteen naast de voordeur van de boerderij staat ‘Verster-Rubbens 1897’.