Om hun oorlogsindustrie draaiende te houden, hadden de Duitsers metalen nodig. De Nederlanders moesten daarvoor hun koperen, nikkelen, tinnen en loden voorwerpen inleveren. Veel van hen negeerden deze verordening en verborgen hun waardevolle spulletjes voor de bezetter. Daarop besloten de Duitsers tot rigoureuzere maatregelen: ze vorderden de kerkklokken. Op 5 februari 1943 werden drie klokken uit de kerktoren van Gilze gehaald. Een paar maanden later haalden de Duitsers ook het zogenaamde Angelusklokje uit het jaar 1615 weg. Dit klokje werd na de oorlog in Babberich teruggevonden en maakt nu deel uit van de klokkenstoel op het kerkhof Gilze, die de bevrijding van deze plaats op 27 oktober 1944 herdenkt. De overige drie klokken uit Gilze werden net als vele andere omgesmolten.
Uit de kerk in Rijen werden twee grote klokken uit 1905 mee genomen. Een monumentale klok uit 1532 die gemerkt was met een M (monument) bleef achter. De verwijderde klokken zijn na de oorlog niet terug gekomen uit Duitsland.
Uit de kerk in Molenschot werden alle klokken meegenomen. Deze zijn niet terug gevonden.