In 1907 was de laatste officieel aangestelde vroedvrouw uit de gemeente vertrokken. De bedoeling was dat de huisartsen de bevallingen deden. Maar er waren nog steeds bakers actief. Daarom vroeg de geneeskundig inspecteur voor de volksgezondheid in 1928 per brief aan het gemeentebestuur om een vroedvrouw te benoemen. Er waren immers 245 verlossingen per jaar in de gemeente en veel daarvan gebeurden niet onder deskundige begeleiding. Burgemeester en wethouders vonden het eigenlijk niet nodig, maar raadpleegden huisarts Hoeks in Gilze. Vervolgens bleef alles bij het oude, de huisartsen deden de verlossingen. Na verloop van tijd stopten de bakers er mee en deden de artsen alle bevallingen. Het zou nog tot ongeveer 1980 duren voor er een regionale verloskundigenpraktijk kwam.