Joh. Hoevenaars was landbouwer op de Bolberg in Gilze. Hij kreeg in 1849 toestemming om bij zijn boerderij op de hoek van de Kerkstraat – Alphensebaan een looierij op te richten. Vooruitlopend op deze toestemming had hij een jaar eerder de looierij al gebouwd. Dit was leerlooierij Joh. Hoevenaars.
Bij een boedelscheiding in 1861 was er sprake van een looierij met vijf kuipen, een leertouwerij, leder en gereedschap. De looierij kwam toe aan twee van zijn drie zonen, namelijk Wilhelm Cornelis en Cornelis Wilhelm. Maar ook de derde zoon, Johannes, bleef in de looierij werkzaam. De drie broers bleven alle drie ongehuwd. Hun neef Adrianus Antonius Hoevenaars kwam in 1877 bij zijn ongehuwde ooms werken.
In 1881 vervingen ze de oude leerlooierij door een nieuwe met droogzolders.
In 1890 trouwde neef Adrianus met Petronella de Hoon en kocht hij de looierij van zijn ooms.
Hij hield zich bezig met ‘kuipgelooid’ zoolleder. Het bedrijf kreeg de naam Leerlooierij Adr. Hoevenaars – De Hoon. In 1917 verkocht Adr. Hoevenaars de looierij aan Cornelis Jacobs.