Bij het beëindigen van de Eerste Wereldoorlog in 1918 brachten vluchtelingen grote hoeveelheden wapens het land binnen. De overheid was bang dat die wapens in handen zouden vallen van oproerkraaiers. Daarom kondigde ze een vuurwapenwet af en verklaarde die direct van kracht.
Het was verboden om zonder machtiging van het bevoegd gezag wapens te bezitten of te vervoeren. Een machtiging moest schriftelijk worden aangevraagd.
Alle verstrekte machtigingen waren hiermee tot aan de datum van afkondiging vervallen verklaard. Hadden inwoners in 1914 wapens bij de gemeente in bewaring gegeven, dan konden ze die weer afhalen.