De besturen van de ijsclubs van Rijen en van Gilze wilden in 1933 een ijsbaan aanleggen. Ze kregen van de gemeente een subsidie van 40% van de kosten van de aanleg, met een maximum van ƒ 800,00 toegewezen. Wel stelde de gemeente de volgende voorwaarden:
- dat het hele werk werd uitgevoerd met werkeloze arbeiders, die woonachtig waren in de gemeente en voor het werk aangewezen werden door of namens het college van B&W;
- dat het werk zou worden uitgevoerd op een uurloonbasis van ƒ 0,27.
De Heidemaatschappij deed de opmetingen voor de aanleg van de banen. Er werd gebruik gemaakt van de ‘leemputten’ die door afgraving van leem voor de steenfabrieken waren ontstaan.