Veldwachters werden met geld en in natura beloond voor hun werk.
Van oudsher kregen die in Rijen hooigras en turf uit de Wierikstraat voor eigen behoeften. Voor het schouwbaar maken van de waterleidingen ontvingen ze een traktement van ƒ 325,00. De veldwachter van Rijen kreeg vijftien gulden gratificatie voor zijn werk; voor het luiden van de klokken en het uitsteken van de torenvlag kreeg hij zes gulden. Vanaf 1889 zorgde de gemeente voor een eigen woning.
Het was uitdrukkelijk verboden giften of gaven van inwoners aan te nemen. Hadden ze geen werk dan mochten ze voor eigen behoeften werk verrichten.
De gemeente stelde eisen aan hun kleding, maar stelde daar ook wat tegenover: ‘Op zon- en feestdagen, kermis, Vastenavond of andere buitengewone dagen dienen ze zich de hele dag in costume kleding, bestaande uit jas, broek en pet te vertonen. In de winter een duffeloverjas, plus de nodige wapenen op kosten van de gemeente’.