Een brandstichter legde in de nacht van 19 op 20 juni 1762 heel het centrum van Gilze in de as. Vijfentwintig huizen, negen schuren en een brouwerij gingen in vlammen op. En ook de schuurkerk ging verloren. Een ramp voor Gilze. Dakdekker Adam Schellekens werd verdacht, maar hij is nooit veroordeeld, hij wist te ontkomen. De schade bedroeg meer dan 30.000 gulden. Van de Prins van Oranje kreeg Gilze 2.500,-- gulden en van de gezamenlijke dorpen in de Baronie 3.500,-- . Uit de schatkist kreeg de gemeente 7.000,-- gulden, voor het meubilair 3.500,-- en voor huizen en gebouwen bijna 19.000,-- gulden. De panden moesten vóór 30 oktober 1765 zijn herbouwd en er kwamen voorwaarden voor de bouw van de huizen: ze moesten met pannen worden gedekt.