De Raad en Rekenkamer van de Prins van Oranje, Heer van Breda, gelastte het gemeentebestuur in 1761 om van jaar tot jaar de wegen die door het dorp liepen bij gedeeltes te bestraten. In 1762 werd op bevel van hogerhand, de Grote en Kleine Kerkstraat (nu Raadhuisstraat en Kerkstraat) met keien verhard, omdat de doorgang door deze nauwe straten haast niet meer mogelijk was.