Mensen waren in vroeger eeuwen heel bang voor brand. En dat was niet zonder reden. In 1336 bijvoorbeeld hoefde Gilze geen jaarbede aan de Heer van Breda te betalen, omdat een deel van het dorp ‘verbornt’ was.
Ook in 1584 gingen de kerk van Gilze en een groot aantal huizen en boerderijen in vlammen op dankzij plunderende soldatenbenden.
Maar vooral in de 17e eeuw, toen er meer bewoning kwam in de dorpskernen, werd het brandgevaar steeds groter. Een groot deel van de bebouwing was van hout, gedekt met riet of stro. Hierdoor bleef een brand meestal niet beperkt tot één gebouw. De overheid trof dan ook voorzieningen om branden te bestrijden.