De Prins van Oranje stelde in 1655 een Schoolreglement op. De bedoeling hiervan was vooral om elke paapse (katholieke) invloed in het onderwijs uit te bannen.
Zo moesten meesters examen afleggen bij de Classis (regionale vergadering) van de Gereformeerde Kerk om les te mogen geven. De schooltijden waren van acht tot elf en van één tot vier. Op woensdag- en zaterdagmiddag kregen de kinderen vrij. Twee weken per jaar hadden ze vakantie maar ‘nimmer meer op Paepsche Feestdagen’. Ook waren paapse gebeden en boeken verboden.
Het reglement regelde ook de betaling van de schoolmeester. Hij kreeg een vast tractement en daarnaast moesten ouders hem per leerling schoolgeld betalen. Voor arme kinderen betaalden de armmeesters. Was hij daarnaast koster, dan moest hij ook alle huishoudelijke taken in de kerk doen én het uurwerk onderhouden. Paapse schoolmeesters, vrouwen en kloosterlingen werden uitgesloten.
Het schoolreglement bleef gelden tot de komst van de Fransen in 1795.