Terug naaar Tijdmachine

1600

Brandbestrijding in vroeger tijden

Een brand betekende vroeger al heel snel een catastrofe. Bluswerkzaamheden waren erg moeilijk, want de huizen en schuren in de dorpen stonden vrij dicht op elkaar. Vaak waren ze ook nog gemaakt van gevlochten takken met leem en voorzien van een rieten of strooien dak. Een flinke teerlaag maakte de wanden waterafstotend. Bovendien gebruikten de bewoners voor verlichting een kaars of olielamp.
Tot in de achttiende eeuw zorgden de schepenen voor brandpreventie in de dorpen. Zij stelden onder andere brandwachten aan. Stond een woning, boerderij of schuur in brand, dan probeerden deze brandwachten met zogenaamde brandhaken erger te voorkomen. Met deze speciale haken haalden ze de dakbedekking eraf. Zo kon het vuur zich moeilijker uitbreiden. Behalve brandhaken hadden de brandwachten brandladders, bekleed met leer om zelf niet te verbranden, én leren emmers. Die laatste waren met traan waterdicht gemaakt. Al deze brandbestrijdingsmiddelen werden in de kerktorens opgeslagen. Een speciaal aangestelde opzichter gaf daar bij het eerste brandalarm door het luiden van de kerkklok, de benodigde materialen uit.